Dit is de onderkant van het mannelijk exemplaar van eerste pagina. Contrast en scherpte zijn op deze afbeelding verhoogd om de details beter zichtbaar te maken. De korte, dikke palpen met de kegelvormige uiteinden vallen op. Ook de uiteinden van de eerste twee pootparen zijn typerend verdikt.
Bij het mannetje liggen de nappenplaten tegen de vierde epimeren aan, ze zijn met de diepe, ovale geslachtsopening versmolten. Zie ook de detailafbeelding linksonder.
Bij de achterpoten zijn de laatste leden (IVP6) aangepast, mogelijk om de poten van een vrouwtje vast te houden tijdens de paring. De vierde leden (IVP4) zijn verdikt en op de afbeelding rechtsonder is te zien dat daar bij F. variegator twee grotere, brede "haren" op staan: de zogenaamde zwaardborstels. Op die afbeelding lijkt IVP6 korter dan het is, omdat het pootlid naar ons toe gericht is.
Hier onder een paar microscoopfoto's van deze watermijt. De afbeelding rechtsonder is een detailuitsnede van de foto linksonder. Let op de twee zwaardborstels op IVP6. Achter die borstels zijn twee doorns te onderscheiden, die op een foto verder naar onderen links duidelijker zijn afgebeeld. Ook de twee borstels op IVP4 zijn vaag te onderscheiden. Aan IVP5 zitten 6 zwemharen, net zoals Viets beschrijft (1936, p. 358).
Hieronder de linker en rechter achterpoot nogmaals. De linkerfoto laat duidelijk de doornachtige bases van de zwaardborstels in de holte van IVP6 zien. Deze worden genoemd door Viets (1936, p. 358) en Besseling (1964, p. 144). Op de rechter afbeelding zijn het aan het uiteinde van IVP6 duidelijk de dunne rand en de eindklauwen te zien.
Zie de LITERATUURLIJST watermijten.