Eerst dacht ik dat het een Oxyethyra soort kon zijn, maar die heeft een meer fles-vormige kokertje, en niet zulke lange poten. Ik zag op een Russische site een schets van een aantal soorten en elders een determinatietabel en dacht dat het Tricholeiochiton kon zijn, gezien het kokertje, de korte voorpoten en de extreem lange midden- en achterpoten. Later vond ik dat vermoeden bevestigd in het mooie boek De Nederlandse kokerjufferlarven van Bert Higler (een KNNV-uitgave).
Kijk op de rechterafbeelding hoe het rupsje als een micro T-rex door de draadalg waadt. Dit is een kokerlarve soort uit de duidelijk wat aparte Hydroptilidae familie binnen de orde Trichopterae (kokerjuffers). De familie onderscheidt zich door een paar zaken.
Ten eerste zijn het allemaal kleine dieren (een paar millimeter), daarom worden ze in Engelstalige literatuur wel micro-caddisflies genoemd (caddisflies zijn kokerjuffers).
Verder zijn de kokertjes plat, als een briletui, en bestaan ze uit spinsel zonder aangehecht materiaal. (Enkele soorten kleven wel fijne steentjes of stukjes mos aan het kokertje, anderen verwerken er draadalg in.).
Bijzonder is ook dat de larve pas na enkele vervellingen een kokertje bouwt, en dan ook pas de
vreemde, verticaal gedrongen vorm krijgt. Ze leven van draadalgen. Sommige soorten spinnen lange
draden tussen de waterplanten, waar ze met grijpvoorpootjes verrassend snel over kunnen
lopen.