Deze aardige diertjes zie je vaak als enkeling, in de druppel 'slootwater met troep' die je onder de microscoop bekijkt. Die enkeling zwemt dan plotseling het cirkelvormige beeld binnen en er ook weer uit - soms niet meer terug te vinden in de algen jungle. "Wat was dat voor een beest?"
Buikharigen doen door hun manier van voortbewegen wat aan de ciliaten denken, maar bij langer kijken valt op dat ze nooit achteruit zwemmen. Bovendien hebben de meeste soorten een gevorkt uiteinde, waarmee ze zich tijdelijk kunnen vastkleven. Het zijn meercellige, wormachtige diertjes, waarrvan de indeling in het dierenrijk nog niet is vastgesteld, zie verder op de pagina onder Systematiek.
Ze zijn zeker niet zeldzaam, ik heb pas veel later ontdekt dat er meer exemplaren te vinden waren, in een druppel met detritus van de rand van onze vijver. Daar waar het water heel ondiep is, werd met een plastic medicijnpipetje iets opgezogen van het laagje op de bodem. Zo vond ik een keer vijf exemplaren, waarvan er zeker vier van een verschillende soort waren! Dat zou kunnen betekenen, dat er in een liter van die laag, mogelijk rond de 100.000 gastrotrichen zaten (op dat moment).
Sedimentlaagjes als leefgebied voor meerdere soorten Gastrotricha worden ook opgegeven door Streble & Krauter (1973) en Strayer, Hummon & Hochberg (2010), evenals veel anderen op internetpagina's.
In de druppelmonsters van deze plek, gleden in oktober ook steeds een aantal exemplaren van de platworm Catenula lemna tussen de zandkorrels door, vanaf november zag ik ze niet meer. Verder vielen de ciliaten Frontonia atra, en Caenomorpha lauterborni op. Af en toe zaten er raderdiertjes tussen van de soort Testudinella patina. Met de intrede van de novemberkoude leken de aantallen van alle genoemde dieren snel te dalen.
Voor een schematische voorstelling van een buikharige, nemen we een bowling kegel (linker plaatje). Van bovenaf, op de rug gezien dus, komt dit model al aardig in de buurt.Maar Gastrotricha hebben doorgaans een platte buik, dus schaven we een plak van de kegel af (middelste plaatje). Op het rechter plaatje is de afgeschaafde 'buik' wit aangegeven.
Nu monteren we in dat buikvlak twee smalle rupsbandjes met aandrijving, waarop de kegel voorwaarts kan rijden.
In werkelijkheid zijn die rupsbandjes twee stroken met trilharen, die door ritmische bewegingen achterwaarts, het dier in een glijdende beweging naar voren duwen. Naar deze trilharen zijn de buikharigen vernoemd.
Maar er zijn meer 'haren': aan de kop dragen de meeste buikharigen ook een paar bundels bewegende haren, een paar ervan vormen een meestal stijf uitstaande 'kattensnor', mogelijk hebben ze een tastende functie. Andere veel voorkomende 'haren' zijn lange uitsteeksels op het lichaam, meestal op de zijkant en vooral op de rug: de Engelse naam "hairybacks". Deze uitsteeksels zijn onderdeel van de schubben, waarmee het lichaam van veel soorten is bedekt.
Als een Gastrotrich zich vast kan zetten op zijn staart (zie onder), dan wordt er een wervelstroom opgewekt, weergegeven op de schets van Zelinka links. De brede 'kattensnor' doet niet mee aan die beweging. Als de staart losgetrokken wordt, zorgt dezelfde wervelstroom ervoor dat het dier vooruit beweegt. In stilstand kan de wervelsstroom voedseldeeltjes naar de mond brengen, Dit lijkt op het gedrag van sommige ciliaten, maar nog meer op dat van de raderdiertjes, geen wonder dus, dat Gastrotricha eerst als daarmee verwant beschouwd werden. In veel boeken vind je ze dan ook direct na de Rotatoria.
Net zoals raderdiertjes, heeft elke soort buikharige een vast aantal cellen per individu. En zijn de huidcellen met elkaar vergroeid tot een syncytium, waarin alleen de kernen van de cellen nog zichtbaar zijn. De huid en de schubben die er op liggen zijn doorzichtig, zodat het spijsverteringskanaal goed zichtbaar is in de met vloeistof gevulde ruimte, die als lichaamsholte dienst doet. Er is geen bloedsomloop (ook geen bloed). Een schematische tekening vanaf de buikzijde, hieronder. Het spijsverteringskanaal is een rechte buis, die begint bij de relatief grote mond (M) helemaal vooraan, in het gedeelte wat de kop genoemd wordt. Daar liggen de hersenen, in de schets geel aangegeven. Er zijn geen ogen of oogvlekken. Achter de mond is een getande buis, die een eindje uitgeschoven kan worden.
De mond wordt gevolgd door de slokdarm (P), die een gespierde wand heeft en als een zuigpomp werkt voor de mond. De Engelse literatuur heeft het meestal over een "pharynx", wat eigenlijk strottenhoofd of keel betekent. De slokdarm, of pharynx, heeft een driekante doorsnede, zoals links in de schets is afgebeeld (naar Meglitch, 1971). Hij mondt uit de middendarm (V), die eindigt in de taps toelopende einddarm, waar de spijsverteringsresten geloosd worden via de anus.
Buikharigen hebben relatief zeer grote eieren. Ze kunnen groter worden dan de helft van het lichaam! In de schets is één getekend (E). De eieren worden op primitieve wijze gelegd namelijk door een tijdelijke scheur in de huid.
Tenslotte zijn de 'lijm'klieren bij de 'tenen' aangeduid (A), deze scheiden een stof af waarmee het dier zich op de punten van de tenen tijdelijk kan vastplakken op de ondergrond. Daarnaast kunnen klieren aanwezig zijn, die een lijmoplosmiddel afscheiden, daarmee zou het dier zich dus weer los kunnen weken.
Niet ingetekend: kleine excretieorganen halverwege het lichaam, die overtollig vocht naar buiten werken. Ook de spieren, waarmee het dier ondanks de schubben zeer lenig kan bewegen, zie de filmpjes bij de verschillende soorten. Meer anatomische bijzonderheden in de literatuur en op de websites die hieronder zijn opgegeven.
BIOLOGIEDe buikharigen van het zoete water leven op diverse plekken in sloot en plas, zoals boven aangegeven kruipen er veel soorten op de sedimentlaagjes in het ondiepe water langs de oevers. Verder zitten ze op waterplanten en bijvoorbeeld in veenmos. De levensduur zou volgens diverse bronnen enkele tientallen dagen kunnen zijn.
Volgens de klassieke literatuur zijn zoetwater Gastrotricha allemaal vrouwelijk en
planten ze zich ongeslachtelijk voort. Maar Strayer, Hummon & Hochberg (2010) schreven,
na bestudering van diverse recente onderzoeken, dat deze theorie geen stand kan houden. Uit
hun beschrijving het volgende stukje.
Pas geboren Gastrotricha zijn al op tweederde van de uiteindelijke grootte - en ze
hebben al parthenogenetische (ongeslachtelijk) eieren 'aan boord'. Het eerste ei kan
vaak snel, binnen twee dagen na het uikomen van het moederdier, gelegd worden. In een tijd
van vier dagen worden er dan meestal drie van zulke eieren gelegd, die snel uitkomen, binnen
een dag. Dan wordt een laatste parthenogenetisch ei, met een sterkere schaal, gelegd. Dat
zogenaamde winterei is bijzonder resistent tegen bevriezen en verdrogen, het duurt ook
langer voor het uitkomt. De schaal heeft vaak opvalende uitsteeksels. Na dit laatste ei,
wordt het dier hermaphrodiet: er zouden dan 32 of 64 spermacellen in te vinden zijn. De
bevruchting is mogelijk intern. Maar er is nog veel onderzoek nodig.
Systematiek
De voormalige klasse Gastrotricha, de buikharigen)¹, wordt nu
gezien als afzonderlijke stam (Phylum) binnen de acoelamate wormen, dat zijn
wormen zonder een echte lichaamsholte (coelom). Zoals bijvoorbeeld splatwormen, maar
die hebben geen echt maagdarmstelsel met een anus, zoals de Gastrotricha dat wel
hebben. De afstamming en plaats binnen de verschillende diergroepen is nog niet opgehelderd.
De meeste soorten zijn minder dan een halve millimeter lang. Wesenberg-Lund (1939) noemde
een aantal van 200 soorten, vrijwel allemaal in zoet water. Intussen zijn er meer dan 800
soorten bekend.
Deze worden over twee ordes verdeeld, de Macrodasyida, waarvan bijna alle soorten in zee leven, en de Chaetonotida, met soorten zowel in zee als zoetwater. Binnen de laatste orde is de grootste familie de Chaetonotidae. Daarin zitten onder meer de genera Chaetonotus, Lepidodermella en Polymerurus. Een kleinere familie wordt gevormd door de Dasydytidae met onder andere de genera Dasydytes en Haltidytes.
)¹ De Nederlandse naam is een-op-een vertaling: Gastro- buik en
-tricha behaard. Zo ook de Engelse literatuur: 'hairybellies', hoewel die ook
schreven over 'hairybacks'. Dit laatste heeft te maken met de (veel grotere) haren
die sommige soorten op hun rug hebben.
Dat is terug te vinden in de Chaetonotida orde met bijvoorbeeld het
Chaetonotus genus, die naam betekent: harige rug.
De namen kunnen verward worden met Chaetogaster, dit is een wormen genus binnen de Naididae familie. Chaetogaster betekent letterlijk 'harige buik', min of meer hetzelfde als de Gastrotricha dus, maar wel een hele andere diergroep.
Literatuur: (Zie ook: Literatuurlijst Microscopische organismen).
Gosse, P. (1864) The natural history of the hairy-backed animalcules (Chaetonotidae)
The intellectual Observer VI 387-406 (1864)
Opgehaald 21-10-2024 (in losse pagina's) van:
https://babel.hathitrust.org/cgi/pt?id=hvd.32044106189061&seq=440
t/m https://babel.hathitrust.org/cgi/pt?id=hvd.32044106189061&seq=466
Strayer, David L., Hummon, William D. & Hochberg, Rick (2010)
"Gastrotricha", in Ecology and Classification of North American Freshwater
Invertebrates Chapter 7 163-172 Copyright 2010, Elsevier Inc.
Opgehaald 6 nov 2024 van:
https://www.caryinstitute.org/sites/default/files/public/reprints/thorp_covich_gastrotrichs_2010.pdf
Streble,H & Krauter, D (1973) "Klasse Gastrotricha (Bauchhärlinge)" in
Das Leben im Wassertropfen.
Kosmos Gesellschaft der Naturfreunde.
Franckh'se Verlagshandlung Stuttgart 1978. (85-86 en 292-295).
Wesenberg-Lund "Gastrotricha" in Biologie der SüswassertiereTierwelt
252-256
(Zie Literatuur pagina Algemeen onder
"Antiquariaat".)
Zelinka, (1889) die Gastrotricha Zeitschrift für wissenschaftliche Zoologie
(Kölliker,A. & Ehlers,E.) 49 II 209-384 Taf. XI-XV Engelmann, Leipzig 1890
opgehaald 21-10-2024 van:
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/4/49/Zeitschrift_für_wissenschaftliche_Zoologie_%28IA_zeitschriftfrwi491890seib%29.pdf
Links: (Zie ook: Links pagina 1 onder Microscopie).
Gastrotricha World Portal Met systematiek, literatuur, filmpjes en meer.
http://www.gastrotricha.unimore.it/
Müller, Michael Die kleine Welt der Süsswasser-Gastrotrichen
https://gastrotricha.science/
Engels: The Small World of Freshwater Gastrotrichs https://gastrotricha.science/en/
Uitgebreide website met gedetailleerde tekeningen van een aantal soorten, goede DIC
microfoto's en tips.
Wikipedia, diverse pagina's.