watermijt, Hydrodroma species
Een rode watermijt (Hydrodroma)

watermijt, schets onderkant
watermijt, onderkant (Piona sp.)


GENITAAL Volwassen watermijten hebben rond de genitaalstreek soortspecifieke structuren. Soms zijn er twee beweegbare klepjes. Verder zijn er zuignap-achtige acetabula, vaak nappen genoemd, meestal op twee om de genitaal liggen platen. Vaak zijn het drie per plaat, soms veel meer. Hieronder twee voorbeelden:
watermijt, schets onderkant
De nappen hebben o.a. een functie bij het regelen van de osmolariteit ("het zoutgehalte"). De bouw van het genitaal is een belangrijk hulpmiddel voor de determinatie.
ALS EEN MOOI ROOD STIPJE ZWEMT DE WATERMIJT IN DE GROENE SLOOT. Andere slootbeesten schieten snel weg als je de sloot nadert, maar niet de watermijt, die rustig verder zwemt, en dát met zo'n opvallende kleur: veel mensen hebben hem wel eens gezien. Het lijkt of de rode mijten de aandacht willen trekken van eventuele belagers en dat is ook zo: ze scheiden een stof af die ze voor veel dieren oneetbaar maakt. Vissen en salamanders spugen een per ongeluk opgehapte watermijt direct weer uit. De rode kleur is een waarschuwing: "let op, ik smaak vies, weet je nog?" en zorgt dat de mijt met rust gelaten wordt. Dat lukt niet altijd: hydra's eten wel watermijten, verder zag ik eens een staafwants mijten uitzuigen, en ook meerkoeten lijken een watermijtje niet te versmaden getuige een prachtige foto van Hans Gebuis. Bovendien: niet alle watermijten zijn rood.

COXAE Chitineuze heupplaten op de onderkant, ook wel epimeren genoemd. Vaak zijn de coxae met een buikpantser vergroeid. Vorm en plaats van de coxae is karakteristiek en verschilt van soort tot soort. Hieronder staan een paar voorbeelden, van links naar rechts: Hygrobates, Piona, Hydrodromas en Arrenurus.
epimeren voorbeelden van vier watermijten

vuller
OGEN In aanleg vier, die bij een aantal soorten met elkaar vergroeid zijn, waardoor er twee lijken te zijn. Sommige soorten hebben de ogen op of in chitinestructuren.

vier ogen:
ogen watermijt, Limnesia sp.
Limnesia sp.
twee ogen:
ogen watermijt, Arrenurus sp.
Arrenurus sp.
chitineplaatje:
ogen watermijt, Eylais sp.
Eylais sp.


vuller
Is die rode kleur wel een waarschuwing?

Proctor, H.C. en Garga, N. (2004) vonden in wateren zonder vis veel rode mijten en in visrijke wateren juist meer niet-rode mijten. Zij stellen: "Als bescherming tegen fel licht ontwikkelden sommige landmijten een rode kleurstof in hun huid. De uit deze soorten geëvolueerde watermijten hebben die kleur meegekregen. Omdat rode watermijten opvallen, hebben ze hun vieze smaak ontwikkeld." - dus juist het omgekeerde van de oorspronkelijke theorie.
ANATOMIE (Smit, 2018; Davids, 1979; v.d. Hammen, 1972; Wesenberg Lund 1939).
Watermijten hebben een aantal wonderlijke eigenschappen. Er zijn veel verschillende soorten, die moeilijk te onderscheiden zijn. Ze zijn nauw verwant aan de mijten op het droge, en de aanpassingen aan het leven onder water zijn niet groot. Ze hebben geen geleed lichaam, maar een ongeleed, zakachtig of bolvormig lijf, vaak iets afgeplat. Vandaar de aanduiding: Trombidiformes of "Klontvormigen" voor de orde waarbinnen de watermijten ingedeeld worden. Sommige soorten zijn zo slap dat ze buiten het water in elkaar zakken, andere zijn steviger, sommige zelfs hard door een pantser. Het relatief kleine gedeelte vooraan, op de tekening geel aangegeven, wordt soms als capitulum (kopje) aangeduid, meestal echter als gnathosoma, (gnatho-: mondgedeelte, -soma: lichaam). Dit gnathosoom bevat de slokdarm en kan uitgerekt zijn, tot een soort snuit.
De chelicerae (kaken), de voorste kopaanhangsels, zitten bij veel mijten in het gnathosoom verborgen en kunnen uitgestoken worden. Het zijn geen holle "giftanden" zoals de cheliceren van spinnen, maar meestal scherpgepunte, stiletto achtige staafjes. Watermijten prikken hun prooien aan met deze cheliceren, zie onder. De chelicerae worden ook gebruikt om de mijt te verankeren in dieren(gastheren) of planten.
De palpen, of pedipalpen zitten vóór aan het gnathosoom bevestigd (groen op de schets). Het zijn als tasters uitgevoerde pootjes, zoals de naam aangeeft (ped- voet, palpus tast,voel). Vorm en functie verschillen bij de diverse soorten. Het kunnen lange of dikke pootjes zijn, of tangetjes. De mijt gebruikt ze voor het grijpen en vasthouden van de prooi, soms ook als extra pootpaar om mee te klimmen of hangen. Voor watermijtenspecialisten zijn de palpen een belangrijk hulpmiddel bij de determinatie van een soort.
Het idiosoma is het eigenlijke lichaam (idio-: eigen) en bevat de diverse organen,zie onder. Er zitten twee paar ogen vooraan in het idiosoom, vaak samengegroeid, waardoor er schijnbaar twee ogen zijn. Onder het lichaam zitten de coxae (heupplaten, rood op de schets links). De coxae werden eerder epimerale sklerieten of kortweg epimeren genoemd, die aanduiding vind je dan ook op veel van mijn web pagina's. De coxae worden bij de beschrijving genummerd, per paar, van 1 tot en met 4, van voren naar achteren. De coxae 3 en 4 zijn vaak met elkaar vergroeid, evenals 1 en 2. Dan zijn er dus vier gescheiden velden op het idiosoom, zoals ook op het voorbeeld links. De poten zijn aan de coxae bevestigd, je zou kunnen zeggen: de coxae (heupen) zijn het onderdeel van de poten wat vastgegroeid zit, net als bij waterkevers. Er zijn acht poten, die bij zwemmende soorten van haarzoomen zijn voorzien.

Voeding. Volwassen watermijten eten vooral watervlooien, mosselkreeftjes en andere kleine organismen, waaronder ook watermijten. De prooidieren worden met de chelicerae aangeprikt, verterend speeksel wordt ingespoten en de voedselbrei wordt via de slokdarm het spijsverteringskanaal ingezogen. Op het menu van sommige soorten staan verder slakken- en visseneitjes , evenals insecteneitjes: ik zag eens dat een paar eitjes van een eirond watertorretje werden leegezogen door een rode watermijt.
Het spijsverteringskanaal is gesloten, de maag eindigt in een aantal blindzakken. Een anus is niet nodig omdat het voedsel vloeibaar (gemaakt) is en er geen onverteerbare resten overblijven. Boven en achter ligt om het spijsverteringskanaal een relatief groot uitscheidingsorgaan, dat wel een opening naar buiten heeft, waardoor af en toe doorschijnende korreltjes geloosd worden. Deze opening zit op het achterste gedeelte van de onderkant en wordt, voor de eenvoud, vaak anaalopening genoemd. Het orgaan heeft een Y-vorm, is soms fijn vertakt en het is zichtbaar door de huid, waardoor het de watermijt een fraai kleurpatroon kan geven.
Ademhaling. Er zijn geen longen, maar tracheeën, sterk vertakte, zeer kleine luchtbuisjes, net als bij insecten. De twee hoofdbuizen hiervan eindigen in twee stigma's (mondjes) dicht bij de kaken, die zijn afgesloten met een gezamelijk membraan, een dun vlies dus. Door dit membraan wordt zuurstof uit het water opgenomen. Watermijten gaan nooit naar boven om lucht te halen, toch zijn de tracheeën gevuld met lucht. Onderop het lijf zit de geslachtsopening (genitaal).



LITERATUUR

Proctor, H.C., Garga, N. (2004). Red, distasteful water mites: did fish make them that way? Exp. & appl. acarology 2004 34 (1-2) 127-47
   Uittreksel opgehaald van http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15597605

Zie verder LITERATUURLIJST watermijten


ALGEMEEN    UITERLIJK    LEVENSCYCLUS    SOORTEN    TAXONOMIE

terug
terug naar: SPRINGSTAARTJES, SPINNEN, MIJTEN, KREEFTJES

Pagina route: INDEX » mijten e.a. » watermijten » watermijten, uiterlijk

COPYRIGHT:
Alle foto's op deze site zijn door G.H. Visser (Aadorp, Nederland) gemaakt, tenzij anders genoemd. Alle rechten behoren hem toe. Deze foto's mogen op geen enkele wijze anders dan voor eigen privé gebruik aangewend worden. Als u ze voor doelen, waarbij derden betrokken zijn, wilt gebruiken, vraag dan via een e-mail toestemming aan de auteur. In het bijzonder worden mensen aangemoedigd die materiaal nodig zijn voor natuurexposities of voor educatieve doeleinden.
© G.H. Visser 09-02-2010
rev. 28-04-2022


This page in English english Engelstalige pagina

https://www.microcosmos.nl

Valid XHTML 1.0!

terug naar springstaartjes, spinnen, mijten, kreeftjes
mijten e.a.